Dit zesde hoofdstuk heet Oom Chris slaat met zijn vuist op tafel. Oplettende luisteraars zullen hebben gemerkt dat in de vorige aflevering, hoofdstuk 6A, oom Chris in het geheel niet met zijn vuist op tafel slaat; die titel geldt dan ook eigenlijk alleen voor deze helft van het hoofdstuk. Sorry daarvoor, ik merkte het te laat.
De brave oom Chris heet eigenlijk Majoor Christopher Selby en is Jills oom, de broer van haar moeder. Sinds haar 14e woont Jill bij haar oom, na de vroege dood van haar ouders. Hij is een lange, soldateske, altijd voortreffelijk geklede man van 49 met een klein snorretje. Hij heeft een onbeschroomde, joviale manier van optreden en een open, eerlijke blik waarachter hij evenwel een fundamenteel onbetrouwbare instelling verbergt waar het financiële aangelegenheden betreft.
Oom Chris is helemaal van het uitgesproken Wodehousiaanse type oom, denk vooral aan Oom Fred, Frederick Altamont Cornwallis Twistleton, de vijfde graaf van Ickenham, een heel plezierig mens, iemand die met iedereen gemakkelijk omgaat, echt wat je noemt een mercuriale persoonlijkheid, die bovendien graag vreugde en vrolijkheid om zich heen verspreidt, maar die het nooit zo nauw neemt met de waarheid, zeker niet waar het geld betreft. Lord Ickenham is niet voor niets bevriend met de al even jolige, goedhartige, sociaalvaardige en bijdehante oom Galahad Threepwood, de broer van Lord Emsworth. Een prachtige, typerende uitspraak doet Oom Chris in hoofdstuk twaalf, waar Jill hem ervan beschuldigt leugens te hebben verkocht. Nee zegt hij dan, dat waren geen leugens, het was “om bestwil, mijn liefje, om bestwil – laten we zeggen: het waren uitspraken vrij en kunstzinnig vormgegeven uit de ruwe klei der waarheid.”
Podcast: Play in new window | Download